Blog

Slapen onder de kerstboom (deel 2)

Of wat de Adelaar & de Hagenaar al pedalerend nou weer te melden hebben..

Het is midden augustus – de zomer van 2017 wil niet echt bloeien. Fris is het, maar om nou meteen maar kaarsjes aan te steken.. brandende kaarsjes alsof het al eind december is!

Toch overkwam het die twee. In Stadskanaal, daar helemaal rechtsboven op de landkaart. We hebben het over de 2e Hanzereis van Rinus en Cornelis en een tamelijk smal ouderwets stalen ledikant. Die twee moeten de nacht zien door te komen. Samen in dat, zeg maar anderhalfpersoonsbed. Ging dat? Nou dat leest u nog, zo ver zijn we nog niet.

We zijn pas in Gaasterland, op pad langs Hanzesteden. Echt fietsweer en Cornelis focust al spoedig een spoorlijntje in het weidse Friese landschap. Enkelspoor, we kruisen het meerdere keren en zien zo’n lokaaltje in de vorm van een sigaar voorbij snellen. Later, we zijn dan al bij onze Oosterburen, rusten we op het perron van een antiek stationnetje. Je ziet er de pomp waarmee de stoomlocomotief van water werd voorzien. Maar dat gebeurt pas in deel 3.

Verder maar weer, maar denk nou niet dat dat vrouwmens van Stavoren ook ons onder al die fotograferende vakantiegangers boeit. Nee bekijken trekt ons het gietijzeren havenlicht, ooit gemaakt waarschijnlijk in ‘s-Gravenhages gieterij Enthoven. Op Texel kan je ook zo’n IJzeren Kaap aan de Wadkant zien staan.

Onze eerste echte stop die dag is het vm. Zuiderzeestadje Hindeloopen, nu druk met vooral gepensioneerde toeristen. De reddende vrijwilligers voor in nood gerakende vissers (vroeger) en plezier varend volk tegenwoordig hebben daar een fris ogend clubhuisje aan de dijk.

Na de koffie met wat lekkers (melige woordjes, maar smakelijk spul) bereiken we het bij elfstedenfietsers legendarische Bolsward. Rinus lijkt er non stop doorheen te willen, maar daar steekt Cornelis een spaak in beider wielen. Gehoorzaam oogt de Adelaar door z’n camera naar het renaissancistische raadhuis, terwijl de Hagenaar de zonnewijzer in het vizier neemt –details, ook daar moet je oog voor hebben.

Gezwind zetten we de tocht voort en bereiken de drukke stad Sneek – Snits in de provincie. Onze GPS wijst de weg en dat betekent pal over de waterpoort. Ofschoon er zelfs geen fietsrichel naast de stenen trappen is te vinden, zullen we onverbiddelijk met zwaar bepakte fiets omhoog en aan de andere kant hotsebotsend omlaag moeten. Credo van Rinus is immers: ’t Is de route’. Maar alles komt goed en spoedig laten we dit ongemak achter ons. Trouwens een plaatje van de watertoren naast die van de waterpoort is ook niet weg. U ziet de slagboom net opengaan van de brug waar wij en vele al of niet mobiele Snekers (Snekenaren? Snekenezen? lang voor moesten wachten.

In het voorjaar reeds had de Hagenaar een stuk van de route verkend, van Bolsward naar Nij Beets. Hij verbleef daar met zijn gade in een ‘vriendelijk chaletje’, we komen er nog. Geen wonder dat we aangenaam, zelfs zonder signalen uit de ruimte, onze route vervolgen.

Mooi slingerende paden, weiden, water en riet. Plots echter lijkt de weg in een sluiskom te eindigen, maar Cornelis had in mei al het iele paadje ontdekt naar het enge sluisdeurtje. Kolossale beurtschepen kruisen spelevarende jachtjes en zeilboten, als we langs het brede Margrietkanaal rijden. Dan de brug over en in Nes een ijsje eten. Compliment aan een vierpersoons gezinnetje – waarvan de jochies netjes een tafeltje afruimen alvorens zelf te gaan likken. Geen geschetter en gekrijs waar de moderne jeugd zich nogal eens van bedient.

Nij Beets dus, waar we opnieuw bij Vrienden van de Fiets onderdak vinden.

Maar waar we bij andere vrienden, Susan en Bert, die van dat chaletje, zijn uitgenodigd om te eten. Stevig doen we ons op hun veranda te goed aan de speciaal voor het zware werk van de langeafstandsfietsers nodige pasta. En bier en wijn natuurlijk: zie die mannen eens genoeglijk poseren achter een stevig te nuttigen tafel. Gastvrouw Susan mag natuurlijk ook niet ontbreken in dit reisjournaal.

De turfstreek daar, vroeger ploeterden eenvoudige arbeiders voor een karige boterham, is thans een welvarend gebied. Rijk werd de adel van die turfstekers, eigenaren van de grond en luxueus gehuisvest in het belendende Beetsterzwaag. Rinus en Cornelis passeren dat de volgende dag en al slingerend door de bossen en de heide zien ze op weg naar Bakkeveen nog een ander aandenken aan de armzalige tijden van vroeger. Het Poepekruis, een in bakstenen neergelegd kruis, monument, herinnerend aan een daar vermoorde en beroofde Poep. Poep?

Ja zo heetten de vroegere Duitse gastarbeiders, die als grasmaaiers (Hannekemaaiers) en marskramers (Kiepkerels) hun brood trachtten te verdienen. Ach wat weten we in deze welvarende tijden in zo’n beetje het rijkste land ter wereld nog van die ‘asiel zoekers en vluchtelingen’ ten oosten van onze grens? Of mag ik de ‘gelukzoekers’ uit Afrika, die zogenaamde economische vluchtelingen daar niet mee vergelijken? Telt alleen uw en mijn geluk?

Oké, dan maar verder en fietsend onder de rook van Groningen buigen we zuidwaarts, onderwijl de aanstormende buien vrezend. Wat gebeurt dan op het meest ongewenste regenachtige ogenblik? Van het ene op ‘t andere moment: de Witte Engel, ‘t rijwiel waarmee de Hagenaar nu al duizenden kilometers den vreemde en omstreken heeft verkend. Van het Haagse naar Santiago, Wenen, Arles in Zuid-Frankrijk, naar Praag, Berlijn, Budapest – met Rinus’ GPS, maar op eigen benen. Zie voor de langste van al die fietstochtjes, de weg tussen Keulen en Parijs naar ’t Vaticaan en Rome, de eindnoot op pag. 4:

Wel, die Roadmaster, randonneur, huismerk van Van Herwerden: plots geen beweging in te krijgen. En dan te bedenken hoe aan de Haagse kade Maria, zijn minnares, nog luchtig gekleed het degelijke gevaarte aan hem overdroeg. Tegen de belofte veilig in haar (blote) armen terug te keren. Oké, dat komt nog, maar eerst het probleem onder onze natbeslagen ogen bezien. In een nietig nat gat vinden we zowaar een fietsenstaller, annex ‘reparateur’. Gaat die rossige boer, ook dat was ie, somber kijkend, aan de gang, met een schroevendraaier (!), peutert aan de derailleur, wrikt wat heen en weer en als blijkt dat het wiel slechts schoorvoetend wat wil bewegen, geeft hij het op. Met een met plastic bindtouw bijeengehouden achterwiel mag Cornelis het verder zelf uitzoeken. Kilometers verder vinden hij en z’n maat een beter adres: Bike Totaal in waar anders, in Gieten. Gieten deed het al, maar de deskundige fietsenmaker daar weet voor € 35 de zgn. cassette met heet water en schoonmaakmiddel te reinigen en repareren. Veel geluk hebben we, want het reeds (door die schroevendraaierman) aangetaste kleinste tandwieltje past toch nog net. Anders was het einde verhaal geworden voor ons! Blij en moe spoeden we ons – na een opwekkend ijsje – naar onze slaapplaats aan het lange Stadskanaal. Over de kerstboom en de uitbaatster later, maar hier: De Gele Klap Nee, niet de hefbrug, waar Rinus voor staat, heet zo. Het rusthuis pal om de hoek hebben ze zo genoemd. De ouwetjes steeds maar schrikken als het brugdek op z’n plaats valt. Toch leuk: Gele? Klap! Een klap met een kleur?

Geef een reactie